Onderstaand artikel is overgenomen uit de Periodiek van de Historische Kring Maarssen, jaargang 50 nr. 3 – 2023

De beeldhouwer René van Seumeren

door Jaap Versteegh

 

Afbeelding 1 René van Seumeren op 31-jarige leeftijd, poserend voor een detail van het beeld voor verzekeringsmaatschappij Concordia te Utrecht. Archief HKM.

Als iemand het verdiende ‘De beeldhouwer van Maarssen’ genoemd te worden, dan was het wel René van Seumeren (1923-1989) (zie afbeelding 1). Tenminste zeven beelden van hem zijn in de openbare ruimte van Maarssen te vinden, te weten twee sculpturen bij het Zorgcentrum Maria Dommer, twee beeldhouwwerken in de Heilig Hartkerk, twee gebeeldhouwde graven op de rooms-katholieke begraafplaats Beeresteijn en een wandsculptuur bij priorij Emmaüs bij buitenplaats Doornburgh. Toch is René van Seumeren in Maarssen in de vergetelheid geraakt. Ten onrechte. Hij behoort tot de belangrijkste Nederlandse beeldhouwers van de twintigste eeuw. Binnenkort verschijnt er een boek over zijn leven en werk en is er in het Vechtstreekmuseum een tentoonstelling te zien van een groot deel van zijn rijkgeschakeerde oeuvre.

Grote opdrachten in Utrecht

René van Seumeren is geboren en getogen in Utrecht als zoon van de succesvolle ondernemer Frans van Seumeren (1899-1954). Vader Van Seumeren had meerdere fabrieken, waaronder de CINDU (Chemische INDustrie Uithoorn) en het was de bedoeling dat René in de voetsporen van zijn vader zou treden, maar zijn belangstelling ging uit naar de kunsten en in 1944 werd hij toegelaten tot de opleiding beeldhouwkunst van de Rijkacademie in Amsterdam. Hier behaalde hij vijf jaar later de zilveren Prix de Rome. Kort hierop kreeg hij de opdracht van de gemeente Utrecht om een groot standbeeld van de heilige Bartholomeüs te maken. Het metershoge stenen beeld werd geplaatst aan de Catharijnesingel, tegenover het Sint-Bartholomeüsgasthuis, waar het nog steeds staat.

In 1954 vond de onthulling plaats van het grootste beeldhouwwerk dat René van Seumeren ooit maakte: de beeldengroep op het gebouw van destijds Concordia Verzekeringen aan de Oudenoord te Utrecht. In de uitvoering van dit beeld werd René, zoals wel vaker, geholpen door zijn vriend Theo Hoitink. De opdracht was om ‘op begrijpelijke, eenvoudige wijze de beschermende en dienende taak van de levensverzekering tot uitdrukking te brengen’.

De Tijd schreef naar aanleiding van de plaatsing: ‘De beeldengroep van de nog jeugdige artist vormt een bijzondere verfraaiing van de Oudenoord-wijk en verhoogt niet weinig het aspect van dit uit architectonisch en stedenbouwkundig oogpunt prettig aandoend nieuwe stadskwartier.’

Maarssen

Afbeelding 2 Het huis Buitenlust, gelegen aan de Kerkweg nummer 31, te Maarssen. Archief HKM.

In datzelfde jaar overleed de vader van René van Seumeren. René trad, na het erven van de aandelen van de rederij Theodora, toe tot de directie van dit bedrijf, wat zijn carrière als beeldhouwer voor een deel op het tweede plan zette. (Noot 1) Hij woonde destijds nog in Utrecht in de Deken Roesstraat, maar dat huis werd te klein en in 1960 verhuisde René met zijn vrouw Lies en hun zes kinderen naar Maarssen, waar ze een groot, vrijstaand negentiende-eeuws herenhuis betrokken, genaamd Buitenlust, gelegen aan de Kerkweg nummer 31, destijds nummer 19 (zie afbeelding 2). Het pand had tot dat moment dienstgedaan als klooster voor de Slotzusters Augustinessen. (Noot 2) René was bekend met de zusters Augustinessen die in Maarssen woonden en die niet mochten spreken. Toen hij via zijn contacten met het bisdom hoorde dat het klooster ter beschikking kwam, zag hij de mogelijkheid dicht bij Utrecht een woonhuis te realiseren voor zijn gezin, in combinatie met zowel een steen- als houtatelier. Wat de aantrekkelijkheid van het huis aanzienlijk vergrootte, was dat zijn broer Gabriël drie huizen verwijderd van het klooster woonde. Er diende echter wel het een en ander aan het huis verbouwd te worden. De gehele linkervleugel met zijn eigen ingang, waar tot dan de ‘buitenzusters’ hadden gewoond, werd zijn atelier. Op het dak werd een grote lichtkap gezet voor het benodigde, rustige noorderlicht. Toen hij een opdracht kreeg voor vier grote beelden voor de CINDU in Uithoorn, ontwierp René aan de linkerkant, los van het huis, een ‘steenatelier’. Bij deze verbouwingen werd hij terzijde gestaan door Gerard van Dam van aannemersbedrijf Middelkoop uit Utrecht en de architect Bart Olof van den Berg, die in Maarssen in kasteel Bolenstein woonde. (Noot 3) Ook de kinderen hielpen mee. De gesloten balustrade van de balkons op de eerste verdieping werd vervangen door een galerij van antieke zuiltjes met aan de uiteinden twee achttiende-eeuwse tuinbeelden en aan weerszijden van de voordeur werden klassieke zuilen geplaatst. De tuinbeelden waren afkomstig uit de tuin van Queeckhoven, dat sinds begin jaren vijftig ook in het bezit was van vader Van Seumeren. De zuilen werden door hem zelf gegoten. De verbouwing was dermate succesvol dat de gemeente het huis op de monumentenlijst wilde zetten, maar René had daar zijn bedenkingen bij, omdat hij vreesde voor een negatieve invloed van de beperkende regelgeving. (Noot 4)

Vrienden

Mede via broer Gabriël raakten René, Lies en de kinderen al snel ingeburgerd in Maarssen. Er ontstonden hechte vriendschappen met de fotograaf Alphons Koppelman en zijn vrouw Maryette Fagel, met huisarts Bas de Mol en zijn vrouw Jeanne, de kunstenares Anne de Geus en haar man Jan, met Ton Croiset van Uchelen en zijn vrouw Henriëtte en diverse opeenvolgende pastoors in Maarssen, waaronder mgr. A.M. Janssen en pastoor Van den Beld. Langzaam maar zeker kwam het huis in Maarssen ook vol te staan met bijzonder antiek; een hobby waar René in de loop der jaren veel verstand van kreeg. Menig zaterdagmorgen zat hij samen met Charry Chiotakis, een bekende Utrechtse bonthandelaar met een zaak in de Choorstraat bij Gerard Lisman, antiquair op de Vismarkt te Utrecht. Daar kocht hij van alles, van juwelen en zilver tot schilderijen.

Een bijzondere vriendschap ontstond rond 1963 met de jonge beeldhouwer Gabriël Sterk (1942). Hij was opgegroeid in het dorpje Haarzuilens bij Maarssen, maar in 1958 met zijn ouders geëmigreerd naar Australië. Twee jaar later keerde hij echter weer terug naar Nederland. Hier ging hij de beeldhouwopleiding volgen aan de Rijksacademie in Amsterdam, waar hij les kreeg van onder anderen Piet Esser, van wie ook René les had gehad. Evenals René won Gabriël Sterk in 1969 de tweede prijs in de categorie beeldhouwkunst van de Prix de Rome. In deze periode groeide een zeer goed contact met René. Gabriël Sterk kwam met René in contact via Piet Esser, die Gabriël erop wees dat een oud-leerling van hem in dezelfde buurt woonde. Zij hadden wederzijds respect voor elkaars talent en werk. René kende het moeilijke pad van een jonge, beginnende beeldhouwer. Hij had al vele opdrachten achter de rug en had door zijn ervaring oog voor de meest noodzakelijke behoefte van de beginner. Zijn vertrouwen en waardering voor Gabriëls vroege werk waren een geweldige stimulans. Daarnaast speelde René op een gegeven moment een opdracht voor een portret aan Gabriël door, wat Gabriël een mooie vervolgopdracht opleverde. De bijzondere band tussen René en Gabriël kwam jaren later weer tot uiting in het postume portret dat Gabriël van René maakte voor Lies en de kinderen.

Afbeelding 3 Het reliëf aan de voorzijde van het altaar in de Heilig Hartkerk te Maarssen. Archief HKM.

Commerciële opdrachten

Eind jaren vijftig begon de ontzuiling van de Nederlandse samenleving duidelijk te worden. Dit had onder meer gevolgen voor katholieke kunstenaars, zoals René, die voor hun inkomen voor een belangrijk deel afhankelijk waren van opdrachten vanuit de katholieke kerk. René had weliswaar via de rederij Theodora nog de nodige neveninkomsten, maar met zijn uitdijende gezin, in 1960 en 1962 werden achtereenvolgens zijn dochters Adrienne en Liesbeth geboren, kon René het geld dat hij verdiende met zijn beeldhouwkunst goed gebruiken. Het is dan ook geen toeval dat hij in die jaren enkele beeldhouwwerken ging uitvoeren voor opdrachtgevers uit de zakenwereld.

In 1962 werd René gevraagd om voor een nieuwe vestiging in Eindhoven van modemagazijn Vinke vier reliëfs te maken, voorstellende de vier jaargetijden. Een jaar later volgde een opdracht voor vier reliëfs voor de CINDU in Uithoorn. Het werden vier betonnen reliëfs van gebroken rijnkiezel en witte cement. Het is opvallend dat René van Seumeren bij deze werken duidelijk een andere stijl heeft gehanteerd dan bij zijn vroegere, religieuze werk. Deze stijlverandering kan samenhangen met het commerciële karakter van de werken, maar het kan ook de invloed zijn van de smaakverandering die men op meerdere terreinen van de beeldende kunst van die dagen kon constateren. René had een sterke voorkeur voor een figuratieve werkwijze, die aansloot bij de middeleeuwse beeldhouwkunst. Halverwege de twintigste eeuw werd er echter in de Nederlandse kunst in het geheel een duidelijke voorkeur voor abstrahering zichtbaar. Figuratieve kunst was ouderwets; moderne kunst was abstract. Nu zal René met betrekking tot zijn religieuze opdrachten minder gevoelig zijn geweest voor deze ontwikkeling, maar de reliëfs voor de CINDU werden buiten geplaatst voor een strak vormgegeven kantoorgebouw dat was opgebouwd uit horizontale en verticale vlakken en lijnen. Een uitgewerkt figuratief beeld had hier misstaan. Dat René niet definitief afstand had gedaan van een figuratieve werkwijze, liet hij blijken uit het borstbeeld dat hij datzelfde jaar maakte van zijn vader in opdracht van de gemeente Uithoorn voor het nieuwe kantoorgebouw van CINDU NV. De conclusie was dat René zijn beeldhouwwerk als een dienende discipline zag en om die reden zijn werkwijze afstemde op de omgeving waarin zijn beelden geplaatst zouden worden.

Opdrachten in Maarssen

Een opdracht die René van Seumeren met uitermate veel plezier moet hebben aangenomen, betrof het vervaardigen van het nieuwe altaar van zijn parochiekerk, de Heilig Hartkerk te Maarssen. Dat was niet de eerste opdracht die hij kreeg van de Heilig Hartparochie. In 1965 was hem al verzocht een beeld van de hand van de Limburgse beeldhouwer Charles Vos, voorstellende monseigneur Alphons Ariëns, van 1908 tot 1928 pastoor in Maarssen, te kopiëren en na te hakken in hout. Het verbluffend mooie resultaat staat sindsdien in de kerk van Maarssen. De tweede opdracht had echter meer voeten in de aarde. Bij het Tweede Vaticaans Concilie van 1962 tot 1965 was onder meer besloten dat de priester tijdens de Heilige Mis niet langer met zijn rug naar de gelovigen zou staan, maar met zijn gezicht naar de gelovigen in de kerk gericht. Dit hield in dat er in de meeste katholieke kerken nieuwe altaren moesten komen. Zo ook in de Heilig Hartkerk. Een eerste voorstel heeft een tijd in losse panelen voor het altaar gestaan, maar dat werd onvoldoende modern bevonden. Vervolgens heeft René van Seumeren het nieuwe altaar vervaardigd dat in 1970 in gebruik werd genomen. Aan de voorzijde waren de vrouwen bij het lege graf te zien en aan de achterzijde het offer van Izaäk. In de vormgeving van deze kalkstenen reliëfs had René weer dezelfde figuratieve vormgeving gebruikt die hij ook had gehanteerd in zijn Maria-altaar uit 1949. (Noot 5)

Maria Dommer

Afbeelding 4 Het beeld ‘Moeder en kind’ in de binnentuin van het zorgcentrum Maria Dommer te Maarssen. Archief HKM.

Een ander groot project in Maarssen waar René bij betrokken was vormde de totstandkoming van de katholieke zorginstelling Maria Dommer. Hiertoe was een stichting opgericht met in het bestuur René en enkele van zijn vrienden en kennissen, zoals pastoor A.M. Janssen, dokter De Mol, J. van Veldhuizen en Th. E.E. van Schaik. Ook zijn oude vriend Theo Hoitink was betrokken bij Maria Dommer. Hij was in 1961 bij René in Maarssen komen werken en werd vervolgens aangesteld als hoofd Civiele Dienst van het woonzorgcentrum Maria Dommer, dat na jarenlange voorbereiding in de zomer van 1967 in gebruik werd genomen. Boven de hoofdingang prijkte een groot reliëf van de hand van René van Seumeren. Het stelde voor De Schepping van de Wereld. Het betonnen reliëf was opgedeeld in zeven delen, die staan voor de zeven dagen waarin God hemel en aarde schiep. (Noot 6)

Tien jaar later werd er nog een beeld van René van Seumeren bij het zorgcentrum Maria Dommer geplaatst, een levensgroot bronzen beeld, voorstellende moeder met kind. Hiervoor stonden dochter Adrienne en de dochter van Gabriël Sterk model. (Noot 7)

Priorij Emmaüs

Afbeelding 5 Het gevelplastiek ‘Verrijzende Christus’ aan de gevel van de kapel van priorij Emmaüs te Maarssen. Archief HKM.

Zijn meest abstracte beeld maakte René van Seumeren in 1975 in opdracht van de priorij Emmaüs gevestigd bij de buitenplaats Doornburgh in Maarssen. Het beeld van René stelt de verrijzende Christus voor en is bevestigd aan de buitenmuur van de kapel, terzijde van de hoofdingang (zie afbeelding 5). Eén van de zusters van de gemeenschap, de kunsthistorica en voormalig priorin zuster Hildegard, schreef:

‘Het is een prachtig lijnenspel, sterk en speels. Uit de gespannen boog aan de basis ontspringt een verticale lijn, eveneens gespannen en veerkrachtig. Een derde lijn gaat hier horizontaal doorheen. Natuurlijk moest in de compositie ook die derde lijn gebogen zijn. Maar hoe expressief is de uitkomst! Het wordt een mensfiguurtje, ook al door de aanduiding van een hoofd; een mens die met uitgestrekte armen juichend opveert. Ging je eerst denken aan een kruisafbeelding, dat idee verandert. Je ziet een unieke voorstelling, namelijk het gebeuren van de verrijzenis. Een figuratie dus van de verrijzende Christus. Vol vitaliteit en vreugde! Dan ook pas valt het op, dat de basislijn verzwaard is als was het de gebogen sluitsteen van een sarcofaag. Ik denk dat het toeval is dat de ‘linkerarm’ richting kerkdeur wijst, maar treffend is wel de openheid van het gebaar, het uitnodigende. Dit was het enige abstracte werk van de kunstenaar die prachtig gestileerd figuratief werk maakte. Hij wou het eens proberen maar hij was niet tevreden: hij is er niet mee doorgegaan. Ons inspireert het nog alle dagen.”

Maar de aanleiding van het beeldhouwwerk van René van Seumeren was niet altijd zo vreugdevol. Op de begraafplaats Beeresteijn, buiten Maarssen, bevinden zich twee graven welke door Van Seumeren zijn voorzien van beeldhouwwerk. Het ene is het graf van Francientje van Seumeren (1958-1972), de jonggestorven dochter van Gabriël van Seumeren, (zie afbeelding 6) en even verderop bevindt zich het graf van haar moeder Renée van Seumeren-Verhaar (1935-1985), de eerste vrouw van Gabriël.

Afbeelding 6 Het graf van Francientje van Seumeren (1958-1972) op de begraafplaats Beeresteijn te Maarssen. Archief HKM.

Los van zijn grote beelden, die meestal in opdracht werden gemaakt en in de openbare ruimte werden geplaatst, maakte René van Seumeren ook veel kleinere beelden. Er waren meerdere verzamelaars die werk van hem kochten. Daarnaast maakte hij veel portretten, soms ook in opdracht, maar meestal voor zijn eigen plezier, zoals de portretten van zijn kinderen. Dit kleinere werk werd vaak geboetseerd en vervolgens in brons gegoten. Hierbij speelde zijn afnemende gezondheid een rol. Gedurende zijn leven openbaarde zich de ziekte van Bechterew, gepaard gaande met rugklachten. Hierdoor was hij steeds minder in staat tot het hakken van beelden uit steen en koos hij steeds meer voor boetseren in was en klei. Alleen het kappen van beelden in hout bleef hij uiterst bedreven doen.

Zijn rugklachten en de roep van de kunst leidden er tevens toe dat hij in 1972 afscheid nam van de rederij en de aandelen van Theodora Tankers verkocht. Zo veranderde René in de loop der tijd van een hardwerkende vader die veel weg was en ‘op zondag het vlees sneed’ in een vader die werkelijk betrokken was bij en optrok met zijn gezin. Vanaf 1972 was hij meer thuis en kon hij tijd aan zijn kinderen besteden, al liet hij nog steeds de opvoeding in grote lijnen over aan zijn vrouw. In Maarssen maakte hij een ‘beatkelder’ voor de feestjes van de kinderen en om te pingpongen. Klassenavonden en partijen konden altijd plaatsvinden op Buitenlust. Desondanks kreeg hij eind jaren zeventig weer zin om te verhuizen. Zijn kinderen werden volwassen en gingen langzaam maar zeker het huis uit. Het huis werd te groot en het was weer tijd om te verhuizen.

Laatste jaren

In 1978 verhuisden René en Lies naar Reek, ten oosten van Den Bosch, dicht bij zijn broer Raphaël en zijn zus Rolanda. Ook hier liet hij achter zijn huis, een zeventiende-eeuws vrijstaand herenhuis, een atelierruimte bouwen. Het werd ontworpen door de Bossche School-architect Jan de Jong, die in Maarssen de priorij Emmaüs had ontworpen. In Brabant ging Van Seumeren meer kleine beelden boetseren, maar hij kreeg in toenemende mate last van zijn verminderende gezondheid. Mede om die reden verbleef hij steeds vaker in zijn buitenhuis in Frankrijk. Hier overleed hij op 27 mei 1989 op 65-jarige leeftijd. Zijn lichaam werd overgebracht naar Nederland en werd begraven op de katholieke begraafplaats van de Antonius Abtkerk in Reek, op steenworp afstand van zijn woning. In de muur rondom het kerkhof staat in een halfronde nis een klein beeld van hem, voorstellende Maria met het Christuskind in haar armen, bescheiden en liefdevol.

 

[1] René was niet de enige zoon die een bedrijf erfde van zijn vader. Bonpapa liet, naar verluid, 26 bedrijven na en veel hiervan werden verdeeld over zijn zoons. René maakte veel reizen voor de rederij Theodora naar scheepsbouwers, havens en dergelijke, onder andere Trinidad. Maar zijn hart bleef bij de beeldhouwkunst en eind jaren zeventig verkocht René zijn aandelen van de rederij aan Furness, later Pakhoed.

[2] Er is in de jaren vijftig een boekje uitgegeven getiteld ‘Voor wie luidt de klok’ waarin de geschiedenis van deze orde is beschreven. Het is voorzien van foto’s genomen ‘met toestemming van zijne eminentie Johannes Kardinaal de Jong.’ De inleidende tekst is van pater I.J. Seroe o.e.s.a (Ordo Erimeratum Sancti Augustini, orde der Augustijnen). De druk werd verzorgd door drukkerij Sint Gregoriushuis, waar ook Het Schoffeltje werd gedrukt.

[3] Bart Olof van den Berg (1919-2009) studeerde in 1941 af als binnenhuisarchitect aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (IvKNO) te Amsterdam. Hierna volgde hij een opleiding tot architect aan de Academie van Bouwkunst (HBO) te Amsterdam. Reeds in 1941 vestigde Van den Berg zich als binnenhuisarchitect in Amsterdam. Vanaf 1954 werkte hij ook als architect. Begin jaren zestig verhuisde Van den Berg naar kasteel Bolenstein, een ridderhofstad te Maarssen. Hij deed meerdere restauraties waaronder huis Ten Bosch in Maarssen. Tezelfdertijd werd het zeventiende-eeuwse voormalige koetshuis gerestaureerd en geschikt gemaakt voor bewoning.

[4] Tegenwoordig is Kerkweg 31 een rijksmonument ID: 26383

[5] Bij de meest recente renovatie rond 2005 is dit altaar weer afgebroken en zijn de twee reliëfs van Van Seumeren bevestigd op respectievelijk de voorzijde van het nieuwe altaar en de achterwand van het priesterkoor.

[6] Tegenwoordig staat het reliëf in de tuin van Maria Dommer.

[7] Later is een ander gietsel van dit beeld ‘Moeder en kind’ ook geplaatst bij een bejaardenhuis in Reek.

 

 

S

Meld uzelf aan voor de nieuwsbrief
 © 2023 Vechtstreek Museum
Webdesign: JHmedia